Retentierecht

Als de opdrachtgever niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet, kan je je werkzaamheden opschorten. Daar heb je alleen niet veel aan als het werk als is afgerond. Om betaling zeker te stellen kun je dan retentierecht uitoefenen. Dat betekent kort gezegd dat het werk niet aan de opdrachtgever ter beschikking wordt gesteld zolang hij zijn verplichtingen niet is nagekomen.

Het retentierecht kan alleen worden uitgeoefend als je de feitelijke macht over het werk uitoefent. Over de vraag of daarvan sprake is zijn al meerdere procedures gevoerd. Het komt er in de kern op neer dat de aannemer de zeggenschap heeft over wie wel/niet tot het werk wordt toegelaten. De feitelijke macht hoeft niet op het gehele werk of gebouw te zien. Het kan ook op een onderdeel daarvan betrekking hebben, mits je daarover maar de feitelijke macht kunt uitoefenen.

Verder is vereist dat het naar buiten toe kenbaar is dat je je retentierecht uitoefent. Doorgaans gebeurt dit door het plaatsen van hekken of schuttingen met daarop de kennisgeving dat de aannemer daar retentierecht uitoefent.

Het retentierecht eindigt als het werk in de feitelijke macht van de opdrachtgever komt. Het is dus van belang om dat te voorkomen. Dat betekent niet dat je de opdrachtgever onder geen beding toegang tot werk mag verschaffen (bijvoorbeeld in noodsituaties), maar wel dat daar duidelijke afspraken over worden gemaakt.

Een bijkomend groot voordeel van retentierecht is dat het stand houdt in een eventueel faillissement van de opdrachtgever. Het vergroot aldus je kans op (gedeeltelijke) betaling van openstaande facturen.

Uitoefening van het retentierecht kan voor de opdrachtgever problematische gevolgen hebben. Je wil/moet immers beginnen met het gebruik of exploitatie van het werk en hebt in dat kader vermoedelijk ook verplichtingen ten opzichte van derden. De aannemer zal het werk echter niet vrijwillig ter beschikking stellen, ook niet als hij aansprakelijk wordt gesteld voor de schade als gevolg daarvan. In die impasse heb je de volgende drie meest voor de hand liggende opties:

  • het openstaande bedrag op rekening van een derde storten om vervolgens met de aannemer
  • het openstaande bedrag onder protest betalen. De aannemer moet het werk dan vrijgeven. Je kunt dan “in alle rust” in een procedure terugbetaling vorderen. Daarbij loop je uiteraard het risico dat de aannemer niet in staat is om terug te betalen. Dat risico kan dan weer enigszins worden beperkt door conservatoir beslag te leggen.
  • een kort geding tot opheffing van het retentierecht starten.

Het retentierecht is geen dwingend recht. Dat betekent dat je daar contractueel van kunt afwijken. Als opdrachtgever doe je er dus verstandig aan om in de aannemingsovereenkomst op te nemen dat de aannemer afstand van zijn retentierecht doet.

Naar kennisbank

Heeft u een vraag over dit onderwerp?

Wilt u juridisch advies?

Bel of mail gerust voor een kennismakingsgesprek.

+31 20-2442325 [email protected]